“Hoezo? Drink je geen koffie? Wacht maar, hier zal je wel snel koffie beginnen drinken. Iedereen drinkt hier koffie.” Zo ongeveer ging een van de eerste gesprekjes met de nieuwe collega’s bij zowat elke werkgever. Allemaal waren ze ervan overtuigd dat ik het zwarte goud wel zou leren appreciëren. Allemaal zaten ze fout. Ik lust geen koffie. Ik vind het heerlijk ruiken maar koffie smaakt duidelijk niet zoals het ruikt. Mijn eerste kopje koffie dronk ik toen ik een jaar of 12 was.
Het was het jaar dat ‘1 kopje koffie’ de hitlijsten aanvoerde. Mijn broer, zus en ik zongen het liedje uit volle borst mee en we wisten duidelijk van geen ophouden want plots stond er een kopje koffie voor onze neus. Hoe het precies zat herinner ik me niet meer. Het was kerstavond of oudjaar en we werden duidelijk uitgedaagd om dat kopje koffie uit te drinken. Ik herinner me nog dat ik er heel wat klontjes suiker in deed om het toch maar drinkbaar te maken. Te veel suiker. Maar ik dronk het kopje wel leeg. Ik krijg nog buikpijn als ik aan al die suiker denk!
Fast forward naar vorige week toen ik een externe vergadering had na een erg korte nacht. Mijn inbreng in de vergadering was belangrijk en ik kon het niet maken om er slaperig bij te zitten. Er stond een kan koffie op tafel. Ik overwon mijn koffietrauma en greep naar de kan. Mijn hart begon te bonken en mijn ogen stonden wagenwijd open. Dit was dus het effect van koffie! Ik geloof dat ik het voortaan op ‘vroeg in bed’ en een glaasje water hou.
Deze column is gebaseerd op een eerder verschenen column in Deze Week, editie Middenkust. Meer columns van mijn hand lezen? Je kan de laatste columns online terugvinden.
Geef een antwoord